Interview Tous les soleils – Philippe Claudel

0
1719

De twee gezichten van Philippe Claudel
Het contrast kan niet groter zijn. De grauwe zwaarmoedigheid waarmee Philippe Claudel zijn Il y a longtemps que je táime de wereld in stuurde maakt met Tous les soleils plaats voor zonnige en lichtvoetige joie de vivre. Claudel, de succesvolle romanschrijver die zich in 2008 ook openbaarde als een begenadigd regisseur trekt een strikte grens tussen beide artistieke disciplines.

Tous les soleils is het bruisende relaas van de Italiaanse muziekdocent Alessandro (Stefano Accorsi). Hij woont met zijn tienerdochter Irina (Lisa Cipriani) en rebelse broer Luigi (Neri Marcorè) in Straatsburg. Alessandro heeft de dood van zijn vrouw, de moeder van Irina nooit goed verwerkt en het ziet er niet naar uit dat hij op korte termijn aan een nieuwe relatie wil beginnen. Hij heeft het ook veel te druk met Irina, Luigi, zijn werk en zijn vocale bijdragen aan een koor.

Het is een wat vreemde gewaarwording. In de eerste minuten van ons gesprek wordt al duidelijk dat we hier te maken hebben met een romanschrijver die nu zijn tweede klus als regisseur heeft afgerond. Philippe Claudel (1962) spreekt als een schrijver en denkt als een regisseur. Een interessante combinatie die tot op heden twee boeiende films opleverde. Claudel voorkomt dat hij zijn vingers brandt aan romanverfilmingen. Ook als het om zijn eigen romans gaat.

PC: “Ik weiger mijn eigen boeken te verfilmen. Als ik met een verhaal bezig ben voor een film dan stel ik mij daarbij direct scènes en beelden voor, compleet met geluiden, licht, acteurs en locaties. Dat is een groot verschil met het schrijven van een roman, waar ik toch anders te werk ga en veel meer denk in woorden en taal. Het is voor mij onmogelijk om vanuit een roman naar een film te werken. Een paar jaar geleden wilde een vriend van mij één van mijn romans verfilmen, Grijze Zielen. Na een paar weken kwam hij bij mij en ik vertelde hem dat het eigenlijk niet zo’n best idee was om dat boek te verfilmen. Maar goed ik heb hem toch geholpen en hij heeft de film gemaakt. In mijn geval schrijf ik toch liever originele scenario’s voor film. Het is een heel andere taal waar je in werkt. Er zijn wel romans die ik interessant vind voor verfilming hoor. Er is een Amerikaanse roman die ik misschien ooit ga verfilmen. Het zal alleen niet makkelijk worden om het verhaal te verplaatsen naar een Europese setting.

 

CH: Nu maak je me erg nieuwsgierig. Om welke roman gaat het?

PC: “Het gaat om een wat oudere Amerikaanse roman uit de jaren zestig van Edward Abbey. Hij is een Amerikaanse ‘nature writer’ uit Pennsylvania en heeft een reeks prachtige verhalen geschreven die zich afspelen in de woestijnen in het zuiden van Amerika. Ik heb een paar jaar geprobeerd om de rechten van het boek in handen te krijgen maar heb dat uiteindelijk laten varen omdat bleek dat het onmogelijk was om het verhaal van het prachtige wijde woestijnlandschap van New Mexico te verplaatsen naar Frankrijk. Ik werk bij voorkeur in Frankrijk en wil geen films opnemen in de Verenigde Staten en daar stopte het avontuur dus.”

CH: Tous les soleils is je tweede film gebaseerd op een origineel scenario zonder een roman als basis. Krijg je tijdens het schrijven van het scenario niet toch de drang om het verhaal en de karakters uit te bouwen tot een roman?

PC: “Nee hoor. Kijk, het is voor mij onmogelijk om een roman te schrijven op basis van het scenario voor Tous les soleils. Het zijn karakters die bewust geschreven zijn voor het filmdoek. Je ziet het uiteindelijke resultaat pas wanneer beeld, geluid, muziek en acteurs samenkomen. Het scenario is feitelijk niet meer dan een skelet zonder vlees. Dat vlees wordt gevormd door de cast en crew die de film maken. Ik kan me niet voorstellen hoe ik een roman zou moeten beginnen met deze karakters. Er zit een heel ander denkproces achter.”

CH: We zien in Tous les soleils een mooi ensemble acteurs optreden. Maakten zij al direct deel uit van jouw denkproces bij het schrijven van het scenario?

PC: “Nee niet echt. Ik stel mij een karakter wel heel erg tot in detail voor, maar geef hem of haar nog geen gezicht. Dat is ook om te voorkomen dat wanneer je een bepaalde acteur voor ogen hebt en hij de rol dan niet kan of wil spelen je toch een beetje in de problemen komt. Ik schrijf daarom liever karakters zonder gezicht. Als ik het scenario af heb dan begin ik pas met zoeken van de juiste spelers. Ik schreef het karakter van Alessandro aanvankelijk voor een acteur van rond de 55 jaar. Toen ik het scenario af had realiseerde ik mij dat die leeftijd eigenlijk een vergissing was. Het zouden juist jongere acteurs moeten zijn, in de leeftijd van 40 tot 45 jaar. Ik heb dat daarom aangepast en ging daarom ook op zoek naar jongere acteurs. En zo kwam ik bij Stefano Accorsi.”

CH: Tous les soleils is een heel andere film dan Il y a longtemps que je táime. Het is meer een dramatische komedie. Bestaat er een delicate balans tussen tragedie en komedie?

PC: “Er wordt mij wel eens verweten dat ik een pessimist ben. In mijn boeken ben ik dat misschien ook wel. Daar ben ik niet op zoek naar relativerende humor en ga ik veel meer voor de diepe, duistere afgronden van de menselijke psyche. In Il y a longtemps que je táime vond dat deels zijn weg naar de film. Voor Tous les soleils geldt een heel ander uitgangspunt. Ik heb geprobeerd om een komedie te maken met tragische momenten en een serieuze achtergrond. In Frankrijk kennen we niet echt een traditie als het gaat om films als Tous les soleils. We maken enerzijds komedies voor een breed publiek en anderzijds kleine komedies voor een intellectueel publiek. Ik wilde daar een gouden middenweg in vinden. Ik wilde enerzijds een hele fijne en leuke feelgood movie maken maar anderzijds ook het publiek wat meegeven waar ze over na kunnen denken. Ik wilde met het publiek spelen. Zo zien we na dramatische momenten toch vaak weer een luchtige, komische en relativerende knipoog. Je wordt hierdoor voortdurend heen en weer geschoven tussen verschillende emoties, van verdriet tot vreugde.

CH: Gaan komedie en tragedie in hand in hand of is komedie de manier om met tragiek om te gaan?

PC: Ja, inderdaad. Bij de film had ik de gouden regel dat mensen uiteindelijk met een glimlach, een goed gevoel en een goede indruk de zaal moeten verlaten. En natuurlijk onder het genot van een glaasje wijn nog even na te praten.

CH: Er zit heel wat tragiek in de film en toch is het helemaal geen deprimerende film. Speelde de keuze voor de muziek een rol?

PC: “Jazeker, de muziek is heel belangrijk in de film. Ik heb het scenario geschreven met hulp van de muziek. Ik ben een aantal jaren geleden helemaal verliefd geraakt op de Tarantella muziek. Een oude volkse wijsheid leert dat de uitbundige dans als tegengif kan dienen na de beet van een tarantula. Het gif dat Alessandro in zijn greep houdt is de dood van zijn jonge vrouw. Daarbij is de Tarantella ook heel intelligente muziek met een prachtige historische achtergrond. Ik wilde de muziek daarom ook niet zomaar inzetten als achtergrondmuziek. Het moest een werkelijk karakter zijn dat een stempel op de film drukt. De muziek is even sterk aanwezig als het leven van de protagonisten. De muziek en de teksten zijn prachtig. Dat is ook de reden waarom ik aan het einde van de film in de kerk de teksten vertaal. De teksten verwoorden de emotionele gesteldheid van Alessandro.”

CH: We zien in de film een heel internationaal gezelschap aan acteurs. Is de muziek voor hen ook een soort van universele taal?

PC: “Ja, daar ben ik zeker mee bezig geweest. Het is met muziek net als met een schilderij. Als je een schilderij ziet dan maakt het eigenlijk niet echt uit waar je vandaan komt en welke taal je spreekt om het mooi te vinden. Je heb geen woordenboek nodig om de schoonheid van een schilderij te vatten. Er is alleen dat schilderij. Dat heb je ook met de muziek. Ik denk dat er een reële en directe link bestaat tussen kunst en ons brein. Dat is onmogelijk met een roman om twee redenen. Door de taal, niet iedereen is immers een bepaalde taal machtig, en door de chronologische volgorde van de roman, die je eerst moet vatten. Bij een schilderij heb je op het moment dat je ernaar kijkt een totale perceptie van het geheel. Dat is iets geweldigs. Tot op zekere hoogte was dat ook het geval met de stomme films uit de begindagen van de film. Die vind ik ook prachtig. Je hebt daar geen taal nodig om de beelden te begrijpen.”

CH: Je wilde toch ook schilder worden?

PC: “Haha, nou schilder worden is een groot woord maar ik vind het wel erg leuk als hobby om er mee bezig te zijn. Als professioneel schilder ben ik niet goed genoeg.

CH: Nu ben je schrijver en filmmaker. Maak je films met een schilderend oog als het om compositie, kleuren, licht en kadrering gaat?

PC: “Jazeker, ik houd van alle aspecten die komen kijken bij het maken van een film. Ik ben graag bezig met de details. De keuze van kleding, de inrichting van de sets, de cameravoering, de belichting, het geluid. Ook dat is compositie en met al deze aspecten kun je heel veel uitdrukken en laten zien. Wanneer je met een soort penseelstreek hier en daar accenten zet dan heeft dat zeker invloed op het beeld en de beleving daarvan. Bij het schrijven van een roman kun je eigenlijk maar één middel inzetten: het woord. De verbeelding komt bij de lezer zelf. Bij het maken van een film is dat heel anders. Je realiseert de verbeelding. Je bent het ene moment een acteur, het andere moment een schilder, weer een ander moment ben je musicus, dan weer een danser en vervolgens een architect.”

CH: Moet je als filmmaker een kunstenaar in meerdere disciplines zijn.

PC: “Ik vind van wel. Als je het goed wilt doen. Film is een samenkomst van alle voorgaande schone kunsten uit de geschiedenis.”

CH: Tous les soleils is opgenomen in Straatsburg, een locatie die we in Franse films doorgaans niet zien.

PC: “Eigenlijk nooit. En dat is heel jammer. Kijk, ik woon vlakbij Straatsburg en ken de stad heel goed. Ik kom er al sinds mijn jeugdjaren. Het is een prachtige stad met een internationale kleur. Ik wilde, ondanks dat het een stad in de Elzas is, juist de Mediterrane sfeer naar boven halen. Dat kan doordat veel gebouwen in de stad opgetrokken zijn in rood/roze steensoort. Als je in de zomer filmt, zoals wij gedaan hebben, heeft het licht van de zon een magische werking op die steensoort. Het lijkt ineens of je ergens in Toscane of Florence bent. Daarbij is Straatsburg een heel Europees georiënteerde stad. Het is niet eens een heel grote stad. Hij is kleiner dan Amsterdam. Als je door de straten loopt hoor je allerlei verschillende talen. Dat klinkt als een soort muziek van verschillende klanken. En het is daarom zo jammer dat je Straatsburg nooit in Franse films ziet. Ik wilde de schoonheid van de stad laten zien. Toen de film in Frankrijk uitkwam hoorde je ineens allerlei reacties over wat voor een mooie stad dat is. Er heerst in Frankrijk een hardnekkig vooroordeel dat Straatsburg en de hele Elzas, daar tegen Duitsland aan, een kil, koud, donker en regenachtig gebied is. Dat klopt helemaal niet. Tijdens de zomer is het de heetste stad van heel Frankrijk. Toen wij de film opnamen was het 38 graden.”

CH: Nou dan heb je wel een Mediterrane sfeer te pakken.

PC: “Haha, dat kun je wel zeggen.”

CH: Heeft de keuze voor een Italiaans karakter ook te maken met die Mediterrane sfeer? Hij past precies in het plaatje.

PC: “Dat begon eigenlijk al toen ik besloot gebruik te maken van de Tarantella, muziek die zijn oorsprong heeft in het zuiden van Italië. Daarbij kwam dat ik een komedie wilde maken. Maar wat voor een komedie zou dat moeten zijn, vroeg ik mij zelf af. Nu houd ik zelf heel erg van de Italiaanse komedies uit de jaren zestig waar drama en komedie perfect samengaan met tragiek. Vanuit die achtergrond, de muziek en het internationale karakter van Straatsburg besloot ik het hoofdpersonage uit Italië te laten komen. Wat dan ook zo leuk is dat ze allemaal Frans praten maar wanneer Alessandro zich opwindt over iets dan schakelt hij meteen terug naar Italiaans. Zouden we die scènes in het Duits geschoten hebben dan was hij gewoon niet leuk geweest. Duits is een te agressieve taal, te hard terwijl Italiaans zo’n lyrische flow heeft. Als twee Italiaanse mensen ruzie hebben dan klinkt het als theatrale komedie.”

CH: “Er zitten enige bovennatuurlijke, magisch realistische momenten in de film. Is dat een bewuste keuze geweest?

PC: “ Ja, ik houd van magische en fantastische elementen. Ik vind het mooi om een kleine deur te openen naar een andere realiteit. Maar het moet wel heel subtiel. Als Alessandro een ontmoeting heeft met Agathe bij de rivier is dat dan een droom, is het realiteit of is het een bovennatuurlijke ervaring? Dat weten we niet, maar anderzijds is het zo dat wanneer we aan mensen denken die dicht bij ons staan dat we ook hun aanwezigheid voelen. In film kun je dat verbeelden. De film die de tieners in de film in de bioscoop bekijken is Peter Ibbetson (1935) van Henry Hathaway met Gary Cooper en Anne Harding en dat liefdesverhaal heeft ook een bovennatuurlijk element. En het verhaal van Orpheus en Euridice dat ik even in de film aanstip. Dat is eveneens een verhaal waarin liefde, dood en geesten een belangrijke rol spelen.

CH: Maar waarom wil je deze elementen zo graag verwerken in de film?

PC: “Ik wil daarmee wijzen op het belang van de aanwezigheid van geesten in ons dagelijks leven. We leven ook met de overledenen. Mijn vader is twee jaar geleden gestorven. Hij was een oude man en het was ook geen tragische dood. Het vreemde is wel dat hij de afgelopen twee jaar meer aanwezig is geweest in mijn leven dan daarvoor. Dat is toch opmerkelijk. Ik denk iedere dag aan hem en ik voel mij daar helemaal niet ongemakkelijk bij. Het is een hele warme aanwezigheid. Ik ben altijd zo geweest. Ook als ik schrijf dan ben ik mij bewust van de geesten in mijn leven. Het is een dramatische aanwezigheid maar ik denk dat zij in ons voortleven en wij daarmee de beschermers zijn van hun verloren levens.”

CH: “Zou je deze materie verder uit willen diepen in andere films?

PC: “Op dit moment nog niet. Maar je komt wel in de buurt. Ik heb een project dat mogelijk in de toekomst van de grond komt. Het is een erg kostbare productie, een historische film, hij is Engelstalig en we moeten inzetten op een rolverdeling met grote namen. In die film zit ook een scene met een bovennatuurlijk element waarin de geesten van overledenen optreden. Maar ik weet nog niet of ik dat project moet gaan doen. We zullen zien.”

CH: Kijk je zelf ook naar films die zweven tussen realiteit en het bovennatuurlijke?

PC: “Jazeker, ik ben een groot fan van The Others van Alejandro Amenabar. Een fantastische film. Maar of ik zelf zo’n film kan maken weet ik niet. Ik neig dan als filmmaker zelf toch meer naar realisme met een kleine bovennatuurlijke of surrealistische scene.

CH: Het werkt goed in Tous les Soleils.

PC: “Ja, maar het was niet zonder risico. Die laatste scene was in het scenario, op papier echt prachtig. Maar ik vroeg mij van meet af aan af of hij dat in de film ook zou zijn. Wordt het niet absurd en grotesk? Is het niet teveel? Ik was daar echt bang voor. We hebben de scene in twee dagen opgenomen. Hij was voor mij zelf heel belangrijk. Het is immers een heel subtiel evenwicht dat je moet vinden.”

CH: Er zit een groot hart in de film. Hoe persoonlijk ben je betrokken bij de gebeurtenissen in de film. Grijp je terug op eigen ervaringen?

PC: “Ja, maar dat zijn hele kleine dingen. De scene met de studente die tijdens het examen in tranen uitbarst is uit het leven gegrepen. Ik kreeg ooit een huilende studente voor mijn neus en het resultaat was het zelfde, haha. Het andere element is het voorlezen dat Alessandro doet voor de patiënten in het ziekenhuis. Dat heb ik zelf ook twee jaar gedaan. Echt biografisch is het dus niet maar het zijn natuurlijk wel de ideeën, ervaringen, opvattingen en gebeurtenissen in mijn leven die maken dat ik dit verhaal kan schrijven. Ik ben een beetje als Alessandro, een beetje als Luigi, een beetje als Agathe en ga zo maar verder. Ik probeer toch altijd wel een stukje van mijzelf in een roman of film te stoppen. Ik denk dat het ook zo gaat als je acteert. Je kruipt toch in de huid van een andere persoon. Als ik aan een roman of aan een film werk dan begeef ik mij ook in het leven van anderen.”

CH: Kunnen we anno 2011 spreken van een Philippe Claudel de auteur en een Philippe Claudel de regisseur?

PC: “Zeker, het zijn echt twee heel verschillende disciplines die zich in mijn optiek moeilijk laten verenigen.”

CH: Zou je een keuze kunnen maken tussen beide werkzaamheden?

PC: “Nee, maar feit is wel dat ik er ook niet jonger op wordt. Ik ben aardig op weg in de veertig en heb nog heel wat originele ideeën voor films. Ik zie het niet zo zitten om mijn tijd alleen nog in te zetten voor langdurige processen als het schrijven van romans.”

Constant Hoogenbosch
©Movie Machine 2011

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here